Precision Medicine Approach in Ovarian Cancer
Onderzoek naar het voorspellen van de werking van chemotherapie op het buikvocht van patiënten met eierstokkanker
Update april 2021:
De afgelopen twee jaar is er onderzoek gedaan naar het buikvocht dat ontstaat bij vrouwen met eierstokkanker en of we met dit buikvocht kunnen voorspellen wat de reactie op chemotherapie gaat zijn. Helaas heeft de corona pandemie bij deze studie nu voor vertraging gezorgd maar wordt er hard gewerkt om een nieuwe start te maken in 2021.
Wat we weten is dat niet bij elke vrouw de chemotherapie goed werkt tegen groei van de tumor. Terwijl chemotherapie een belangrijk onderdeel is van de behandeling van eierstokkanker, samen met een operatie. Hierdoor ondergaan sommigen vrouwen een aantal weken chemotherapie inclusief de bijwerkingen, zonder dat het de ziekte in de buik vermindert. Wat wij wilden onderzoeken is of we met het buikvocht kunnen voorspellen welke vrouwen wel en welke niet op de standaard behandeling zullen reageren.
Bij patiënten met eierstokkanker in een gevorderd stadium produceert de tumor meestal buikvocht. Dit buikvocht kan veel klachten geven. Daarom wordt het vaak met een punctie uit de buik gehaald of tijdens de operatie verwijderd. Dit buikvocht hebben we verzameld want hierin kunnen tumorcellen zitten. In dit onderzoek zijn we gaan kijken naar de tumorcellen in het buikvocht. Bij 20 vrouwen is het gelukt om dit buikvocht te verzamelen voor zij chemotherapie kregen. Uiteindelijk konden we bij 14 vrouwen deze tumorcellen ook laten groeien om zo de reactie op chemotherapie te meten. Wij vergeleken deze reactie van de tumorcellen met de reactie op de chemotherapie van de patiënte. Bij 12 van de 14 vrouwen zagen we dat de reactie van deze cellen (groei of geen groei) overeen kwam met de werkelijke reactie van deze patiënte op de chemotherapie.
Deze gegevens hebben we opgeschreven in een artikel want niet eerder was er op deze manier naar het buikvocht gekeken. We hebben dus laten zie dat we deze tumorcellen kunnen laten groeien en laten reageren op chemotherapie. En ook dat in deze (kleine) groep de reactie van de cellen meestal lijkt op de echte reactie als een vrouw chemotherapie krijgt. Er zal nog meer onderzoek nodig zijn om dit vast te stellen en om dit in de toekomst te kunnen gaan gebruiken. We hopen zo te kunnen voorspellen bij wie de chemotherapie aan zal slaan. En op deze manier kun je bijvoorbeeld ook nieuwe chemotherapie testen op tumorcellen. Zo kan dan (hopelijk) in de toekomst per patiënt worden gekeken wat de beste behandeling is voor die individuele patiënt.
De behandeling van eierstokkanker is een combinatie van een operatie en chemotherapie (Taxol/Carboplatinum). Helaas zien we dat bij niet iedere patiënt de chemotherapie goed werkt. Dit betekent dat patiënten een aantal weken chemotherapie krijgen inclusief de bijwerkingen, zonder dat het de ziekte in de buik vermindert. Helaas kunnen we niet van tevoren voorspellen of de chemotherapie gaat werken of niet.
Bij patiënten met eierstokkanker in een gevorderd stadium produceert de tumor buikvocht. Dit buikvocht kan veel klachten geven, daarom wordt het vaak met een punctie uit de buik gehaald of tijdens de operatie verwijderd. Dit buikvocht willen we gebruiken in het onderzoek. In het buikvocht zitten tumorcellen. In dit onderzoek willen we gaan kijken of het mogelijk is om in het laboratorium te kijken naar de tumorcellen in het buikvocht. We willen kijken of die tumorcellen goed of slecht reageren op de verschillende soorten chemotherapie en of dit overeen komt met de klinische respons van de patiënt op de chemotherapie. Daarmee willen we kijken of het mogelijk is om per patiënt te voorspellen of de chemotherapie gaat werken of niet.
Het doel is om uiteindelijk te bereiken dat wanneer iemand buikvocht af laat nemen, dat het naar het laboratorium wordt opgestuurd en dat dan duidelijk wordt welk soort chemotherapie de patiënt het beste kan krijgen. Zo kan dan (hopelijk) per patiënt worden gekeken wat de beste behandeling is voor die individuele patiënt.
Update februari 2019:
De eerste resultaten van de pilot studie zijn veelbelovend. Deze zijn gepresenteerd in de vorm van een posterpresentatie tijdens de European Association of Cancer Research (EACR) conferentie in Amsterdam in juni 2018 en tijdens een conferentie van de International Gynaecologic Cancer Society (IGCS) in Kyoto (Japan) in september 2018.
De grotere studie naar de tumorcellen uit het buikvocht begint nu ook te lopen. Het aantal ziekenhuizen dat deelneemt is uitgebreid. Naast het Radboudumc en het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen en het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven, nemen ook het Maastricht UMC+ en het Rijnstate Ziekenhuis in Arnhem deel. In het Maasziekenhuis Pantein in Boxmeer loopt de aanvraag nog. Het verzamelen van het buikvocht van de patiënten begint ook te lopen. Op dit moment zijn er 15 patiënten in de studie geïncludeerd. De komende twee jaar zullen de onderzoekers nog meer buikvocht verzamelen in de verschillende ziekenhuizen. De afdelingen die deelnemen zijn naast de afdeling verloskunde en gynaecologie, de medische oncologie, de pathologie, de tumorimmunologie en de genetica.
Mijn naam is Judith den Ouden, ik doe onderzoek naar eierstokkanker.
Dit is vooralsnog het laatste onderzoek dat in 2017 gefinancierd is.
In een eerste pilot is gekeken naar het buikvocht van vrouwen met eierstokkanker en in dit onderzoek wordt de onderzoekslijn uitgebreid.
In de pilot is de vraag gesteld of cellen uit dit buikvocht gebruikt kunnen worden om te voorspellen of chemotherapie werkzaam zal zijn bij de patiënten en welke vorm van chemotherapie dan het beste resultaat geeft. De eerste resultaten laten inderdaad zien dat deze cellen gekweekt kunnen worden en verschillende respons op chemotherapie laten zien. Er zullen echter veel meer samples geanalyseerd moeten worden om op alle vragen een antwoord te geven. Daar is dit onderzoek voor.
Ook dit onderzoek is ingediend door dr. Anne van Altena. De andere projectleden zijn: dr. R.C. Buijsman (managing director and Head of chemistry Netherlands Translational Research Center B.V.), dr. J. Bulten (pathologist, Department of Pathology Radboudumc), dr. M. Ligtenberg (genetics, Department of Genetics Radboudumc), prof. dr. L.F.A.G. Massuger (gynecological oncologist, Department of Obstetrics and Gynecology Radboudumc Nijmegen), dr. N. Ottevanger (medical oncologist, Department of Oncology Radboudumc), prof. dr. I.J.M. de Vries (researcher, Department of Tumor immunology Radboudumc) end r. G.J.R. Zaman (managing director and head of biology, Netherlands Translational Research Center B.V.).