Ontstaan schaamlipkanker

 

Stichting Ruby and Rose heeft meegefinancieerd aan het promotie-onderzoek van Loes van der Einden. Hieronder staat een samenvatting beschreven van haar proefschrift:

‘Improving care for women with vulvar squamous (pre)malignancies’

door Loes van den Einden.

In het proefschrift worden verschillende mogelijkheden beschreven om de zorg voor vrouwen met schaamlipkanker (vulvakanker) of een voorstadium daarvan te verbeteren.

Is gedifferentieerde VIN het voorstadium van niet-HPV-gerelateerde vulvakanker?

Om te kunnen voorspellen welke vrouwen met lichen sclerosus vulvakanker krijgen, wilden we graag meer weten over de ontstaanswijze van vulvakanker. Er wordt aangenomen dat gedifferentieerde VIN (dVIN) het voorstadium van vulvakanker is, maar genetisch bewijs dat deze theorie ondersteunt was er niet. Daarom bestudeerden we in het proefschrift de genetische relatie tussen dVIN en vulvakanker. Dit deden we door DNA van dVIN te vergelijken met DNA van vulvakanker binnen dezelfde patiënt. In dVIN vonden we 3 afwijkende chromosomen. Bij de vulvakanker vonden we diezelfde, plus een aantal extra afwijkingen. Deze bevindingen suggereren dat dVIN en vulvakanker inderdaad uit dezelfde voorlopercel voortkomen.

Hoe vaak komt vulvakanker voor?

In het proefschrift laten we zien dat het aantal vrouwen dat gediagnosticeerd werd met vulvakanker de laatste jaren met 70% is toegenomen in Nederland. Een deel van die stijging kan worden verklaard door de vergrijzing. Daarnaast zagen we een stijging met name bij vrouwen onder de 60 jaar. De oorzaak voor de stijging is niet bekend.

Hoe kan de behandeling van vrouwen met vulvakanker worden verbeterd?

Vrouwen met vulvakanker worden vanaf 2000 gecentraliseerd behandeld. Dit wil zeggen dat als er vulvakanker wordt gediagnostiseerd, de vrouw wordt doorgestuurd naar – en behandeld in – een oncologisch centrum. We hebben laten zien dat het advies tot centraliseren goed is opgevolgd; het percentage vrouwen behandeld in een oncologisch centrum steeg van 62 naar 93%. Na verdere analyse bleek dat de behandeling in een oncologisch centrum een onafhankelijke prognostische factor voor de overleving was.

Ook bekeken we de mogelijkheid om behandelings-gerelateerde klachten (wondinfecties of oedeem in de benen) te verminderen. We ontdekten dat een andere manier van het meten van de diepte van de tumor, ervoor kan zorgen dat een vrouw met vulvakanker mogelijk minder uitgebreid geopereerd zou hoeven worden. Dit zijn veelbelovende resultaten maar moet nog verder worden uitgezocht voordat in de dagelijkse praktijk kan worden gebruikt.

Is de diagnose dVIN lastig te stellen door de patholoog?

In het proefschrift hebben we laten zien dat het stellen van de diagnose dVIN lastig is voor pathologen. Derhalve moet overwogen worden om bij discrepantie tussen het klinisch beeld en hetgeen wat de patholoog ziet onder de microscoop, een gespecialiseerd patholoog mee te laten beoordelen.